UA-71536732-1
U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Naam

Inleiding

Naamkunde (onomastiek) en geslachtkunde (genealogie) zijn subwetenschappen van twee verschillende wetenschappen, te weten die van de de taalkunde en die van de geschiedenis.

Er bestaat een sterke verbondenheid tussen beide; immers, de betekenis van een naam zegt vaak iets over de geschiedenis van een familie en kan daarmee ondersteunend zijn bij of zelfs richting geven aan het in kaart brengen van die familie. Soms is het eenvoudig: zo is de familie Van Dongen afkomstig uit het Brabantse plaatsje Dongen, stamt de familie Visser af van iemand die visser van beroep was en weten we allemaal dat de familie Jansen afstamt van ene Jan. Soms is een naam taalkundig te verklaren maar historisch niet meer omdat de afstamming al zo ver in het verleden ligt dat de relatie met de oorspronkelijke naamgever niet meer te achterhalen valt.

Moeilijker wordt het als de betekenis van de naam niet meer of niet makkelijk te achterhalen valt danwel voor meer interpretaties vatbaar is. Zo leidt de naam Poepjes vaak tot de nodige hilariteit terwijl slechts weinigen zich realiseren dat deze is afgeleid van de – sinds lang – verdwenen voor-/roepnaam Poppo en kan bij de naam Naaktgeboren de vraag worden gesteld of dit nu een vondelingennaam is of een verbastering van het Duitse Nachgeboren oftewel ‘geboren na het overlijden van de vader’, dezelfde betekenis als het Latijnse Posthumus dat in Nederland ook als familienaam voorkomt.

Ontstaan van familienamen

Familie- of geslachtsnamen zijn een typisch verschijnsel van een steeds complexer wordende maatschappij. Hoe meer mensen, des te lastiger het werd mensen uitsluitend op basis van hun doop- of roepnaam te onderscheiden.

Wanneer gemeenschappen relatief klein zijn volstaan enkelvoudige namen. Neem als voorbeeld het gezin, waarvan de omvang beperkt is en iedereen een andere naam heeft, en ook met die naam kan worden aangesproken. Complexer wordt het als neven dezelfde voornaam hebben (bijvoorbeeld omdat ze naar opa zijn vernoemd), dan wordt het noodzakelijk ze van elkaar te onderscheiden door iets toe te voegen, bijvoorbeeld ‘Jan (de zoon) van Jan’ en ‘Jan (de zoon) van Piet’. ‘Van Jan’ en ‘Van Piet’ kunnen dan worden beschouwd als een soort bijnaam.  Dezelfde situatie doet zich voor als binnen één gezin twee kinderen dezelfde voornaam hebben (bijvoorbeeld omdat beide opa’s moeten worden vernoemd en beiden dezelfde naam hebben), dan ontstaan bijnamen als ‘de oude’ en ‘de jonge’.

Tot grofweg de 11e en 12e eeuw waren de maatschappelijke verhoudingen dermate eenvoudig (lees: de gemeenschappen dermate klein en overzichtelijk) dat enkelvoudige namen vaak volstonden. Met de groei van de steden nam de noodzaak tot het toedelen van bijnamen toe, een ontwikkeling die later ook op het platteland op gang kwam, al was de noodzaak daar vaak wat minder groot en en kwam het zelfs nog tot in de 19e eeuw voor dat mensen alleen onder hun roepnaam bekend stonden.

Het is dus zeker niet zo, wat vaak wordt verondersteld, dat mensen  pas een achternaam aannamen toen dit in 1811 door Napoleon verplicht werd gesteld. Veel meer is er sprake geweest van een ontwikkeling, waarbij mensen vanaf de 11e en 12e eeuw bijnamen kregen die in eerste instantie persoonsgebonden waren, maar zich later tot vaste familienamen ontwikkelden die in 1811 werden geformaliseerd. Alleen in streken waar de behoefte aan een vaste familienaam wat minder groot was leidde dat ertoe dat er daadwerkelijk sprake was een keuze.

Soorten familienamen

Grofweg zijn er vier typen geslachts- of familienamen:

De patroniemen, ofwel vadersnamen. Dit zijn de namen waarbij duidelijk is van welke persoon iemand afstamt. Dit type bijnaam dat zich tot een familienaam ontwikkelde is vermoedelijk de oudste variant. Ooit moest die naam letterlijk worden genomen: Jan Jansen (of in de varianten Jan Janssen, Jan Jans, Jan Janszoon of Jan Janszon) was ook daadwerkelijk Jan, de zoon van Jan. In de loop der tijden werd het aan de persoon gekoppelde patroniem tot een daadwerkelijke familienaam, men spreekt dan van een versteend patroniem.
Ieder land kent zijn eigen patroniemuitgangen: in Nederland kennen we –sen (verbastering van –szoon), maar ook –ma en –sma (noord-Nederland) en –ing of –ink (noord- en oost-Nederland), in Oost-Europa –vic of -vitsj, in Roemenië –eascu of –eanu, in Scandinavische en Angelsaksische landen – son of –sen en de Arabische en Hebreeuwse wereld bin of ben (als tussenvoegsel).
Naast de –zoon-variant komt ook de –dochter-variant voor, met name in de Scandinavische landen (-dotter, -dottir). In IJsland is het patroniem zelfs de enige vorm van familienaam; alle geslachtsnamen eindigen daar op – son of –dottir.
De tegenhanger van het patroniem is het metroniem, waarbij de achternaam gebaseerd is op de voornaam van de moeder.

De eigenschapsnamen. Dit zijn namen waarbij duidelijk is welk eigenschappen een voorvader had. Dat kunnen fysieke eigenschappen zijn (de Kort(e), de Lang(e), de Groot, de Wit), karaktereigenschappen (Vrolijk), of iets onderscheidends ten opzichte van de anderen (deJong(e)). 

De beroepsnamen. Dit zijn namen waarbij duidelijk is welk beroep een voorvader had. (De) Bakker, (de) Visser, Smit, Meijer, (de) Boer, Mulder (=molenaar), Dekker, Brouwer. Voor zover het om beroepen gaat die we nu nog kennen zijn deze namen vrij eenvoudig te herkennen. Maar als er sprake is van een vrijwel vergeten beroep, zeker als dat ook nog eens in een vreemde taal is geformuleerd, wordt het al een stuk lastiger. Wie herkent op het eerste gezicht in de naam Kutschreuter de combinatie Kutsch-reuter, oftewel de Duitse variant van koetsier ?

De eigenschaps- en beroepsnamen zijn vermoedelijk jonger dan de patroniemen. Ze kwamen in gebruik toen de pure verwijzing naar de biologische afstamming niet meer toereikend was.

De toponiemen, ofwel herkomstnamen. Dit zijn namen waarbij duidelijk is van welke geografische eenheid iemand afkomstig is. Dat kunnen plaatsnamen zijn (van Dongen, van Bodegraven, van Amerongen), maar ook riviernamen (van de Lek, van Rijn), lands- of streeknamen (van Engeland, van Bohemen) of niet specifiek benoemde landschapselementen (van den Heuvel, van Dijk, van den Berg, van der Meer).

Bij toponiemen kan een onderscheid worden gemaakt tussen de namen van adellijke personen en die van niet-adellijke personen. Bij adellijke personen geeft het toponiem aan welk land iemand bezat, bij niet-adellijke personen vanwaar iemand afkomstig was. Hoewel toponiemen al heel lang in gebruik zijn (Jozef van Arimathea) dateert de ontwikkeling van bijnaam tot familienaam vooral uit de late middeleeuwen, toen mensen vaker van woonlocatie begonnen te wisselen.

Naarmate mensen van verder weg kwamen op het moment dat ze hun achternaam kozen spelen taalverschillen natuurlijk een grote rol bij het verklaren van een achternaam. Van Bohemen is natuurlijk duidelijk herkenbaar als herkomstnaam, maar Böhm als de Duitse variant en Beumer vervolgens als de vernederlandste variant daarvan al veel minder.

De op twee na meest voorkomende Nederlandse achternaam, De Vries, is ook een toponiem. De reden waarom er zoveel mensen zijn die De Vries heetten is niet omdat er zoveel Friezen naar andere delen van Nederland zijn verhuisd en ze zich op die manier wilden onderscheiden, maar omdat er in het noorden van Nederland ten tijde van de naamsaanneming (1811) relatief weinig vaste familienamen waren en veel Friezen uit verzet tegen de Franse overheersing de geuzennaam De Vries kozen. 

Klik op een van de pagina's hieronder voor meer informatie over de naam Delsman.

Cookie-beleid

Deze site maakt gebruik van cookies om informatie op uw computer op te slaan.

Gaat u akkoord?